Voorn
Voorn:
Naast de brasem blijft de voorn voor veel vaste hengelvissers ook een aantrekkelijke vissoort om te vangen, wie is er immers niet begonnen met kleine voorntjes aan een stokje.
Dobberkeuze :
Wanneer je vist in water met weinig of geen stroming, kies je best voor een slanke dobber. Men heeft hier verschillende modellen in, best kies je er een met een (lange) metalen onderantenne omdat deze uitermate gevoelig zijn, geen weerstand bieden en een perfecte beetregistratie geven. De bovenantenne is gewoonlijk van fiber, ongeacht of met muggenlarven of met maden wordt gevist.
Je zorgt er wel best voor dat je dobber voorzien is van een anticap- (anti capillaire) lak. Dit is een laksoort die de weerstand in de oppervlaktespanning van het water vermindert. Het gevolg is dat een vis minder weerstand voelt bij het nemen van het aas, wat meer aanbeten en beter vangsten tot gevolg heeft.
Elastiekmontage :
De elastiekmontage heeft ook voordelen bij de voornvisserij. Bij een goede afstemming tussen elastiek en tuig, kan je veel meer risico's nemen en dunner vissen dan je normaal zou doen, omdat de elastiek dan de eventuele weerstand van de vis kan opvangen. Wanneer je dan toch een echt grote voorn aan de lijn hebt (of wie weet een brasem) doet het elastiek vooral zijn werk bij het landen van de vis. Het elastiek wordt meestal door twee delen van de hengel getrokken en vervolgens met de zogenaamde stonfo-connectors aan het tuig bevestigt. Een goede vuistregel is om verschillende kleuren connectors te gebruiken voor verschillende diktes van elastiek. Wanneer je niet zeker weet wat je op je plaats mag verwachten kies je best voor elastiek nummer 4.
Over lijnen en aasaanbieding:
Je maakt best op voorhand thuis enkele tuigen klaar, met verschillende diameter draad (0.06 tot 0.10 mm), grootte van haken (16 tot 22) en verschillende gewichten van dobbers (0.3 tot >1g), afhankelijk van de diepte en de stroming van het hengelwater.Vergeet op het tuigrekje een etiketje te kleven met daarop: de dikte van de lijn, de naam en het gewicht van de dobber.Algemeen geldt de regel dat je zo licht mogelijk moet vissen als mogelijk.
De aasaanbieding is van groot belang bij het vissen op voorn. Voorns azen meestal boven de grond. Daar presenteren we de meestal ook ons aas. Het aas moet zich zo natuurlijk mogelijk gedragen. De loodzetting bepaalt dit.Bij het vissen op voorn gebruiken we, in tegenstelling tot de brasemvisserij geen olivette lood, maar enkele loodhagels. Dit in eerste instantie omdat we meestal met erg lichte dobbers vissen (0.3 tot 0.8g) en in de tweede plaats omdat we zo meer mogelijkheden hebben. We kunnen dan het lood groeperen tot een bulk met hieronder een ketting van enkele valloodjes, maar ook kunnen we een ketting van loodjes maken die over de lijn verdeeld is.Helaas is de voorn zeer onvoorspelbaar in zijn aasgedrag en zal je naast het zoeken naar de juiste diepte ook moeten zoeken naar de juiste loodverdeling om zo je visjes te vangen.
We moeten proberen om het aas zo natuurlijk mogelijk te presenteren. Wanneer we de lijn in het water leggen, moet het aas op een natuurlijke wijze in het water zakken, dit betekend in snel stromend water als een blok naar beneden door het lood te groeperen in een bulk, maar in een kanaal zachtjes door het lood progressief te verdelen, d.w.z. het zwaarste boven en het lichter naar de haak toe. De laatste loodjes verklikken de aanbeet en worden daarom ook verklikloodjes genoemd.Je ziet aan de antenne van de dobber dat de lijn zich onder water uitstrekt, doordat deze heel langzaam gaat staan. Wanneer dit niet gebeurd, kan het zijn dat een vis het aas al bij het afdalen gepakt heeft.
Als aas worden meestal muggenlarven of maden gebruikt.
Muggenlarven:
In België wordt in tegenstelling tot in Nederland, waar deze op veel plaatsen en wedstrijden voorboden zijn, zeer veel gevist met muggenlarven. Het is verweg het beste aas voor het vissen op voorn, in de eerste plaats omdat het behoort tot het natuurlijk voedselaanbod van de vissen en daardoor geen argwaan wekt. De belangrijkste reden waarom het in Nederland op de meeste plaatsen verboden is, is de prijs. Voor een vissessie heb je er echter niet zo veel nodig. Onder het lokvoer gebruik ik voor een vispartij van drie uur niet meer dan een halve liter kleine muggenlarven.
Muggenlarven zijn zeer gevoelige beestjes. Je moet er dan ook zeer voorzichtig mee om gaan. Ze worden meestal puur verpakt in een krant en kleven aan elkaar. Het eerste wat je moet doen is de muggenlarven "los" maken. Dit kun je doen met (droge) leem of mergel.Vermijdt het losmaken met lokvoer, omdat muggenlarven hier bijna dadelijk door sterven. Heb je teveel muggenlarven, geen probleem, gewoon invriezen en bij een volgende sessie ontdooien en door het lokvoer mengen.Bij warm weer moet je er wel voor zorgen dat je de muggenlarven koel houd in een frigobox.
Het lokvoer:
Het grote verschil tussen voorn en brasem is de wijze van voedselopname. De brasem aast tegen de bodem en een voorn neemt voedsel op dat boven de grond zweeft. Het lokvoer moet dus dus werken.
Al vele jaren gebruiken sportvissers in voornvoer (op kanalen!) duivenmest. Dit mest bevat veel half verteerde zaden en vezels (duiven eten niets anders). Voor voorns is dit een echte lekkernij. Het beste is om vers duivenmest te gebruiken (eventueel ingevroren). Duivenmest moet men echter vanwege zijn grote kleefkracht ook niet te veel gaan gebruiken.Let echter altijd op dat het duivenmest niet verzuurd is. Ontdooid duivenmest bewaar en vervoer je dan ook best met een koelelement erin (zeker bij warm weer). op vijvers gebruik je uiteraard vanwege het verzuren geen duivenmest
Voorn is zeer gevoelig voor het aroma van een lokvoer, daarom worden in een voornvoer ook veel zaden en kruiden gebruikt.Het is ook bewezen dat voorn gevoelig is voor kleur. In de winter bijvoorbeeld reageren ze beter op een donker (zwart) voer.
Nadat het droge lokvoer is aangemaakt en goed gemengd, neem je de emmer met duivenmest en bevochtig je hiermee het droge lokvoer. Pas daarna moet worden gekeken of er extra water nodig is. Water toevoegen doe je met beetjes, best met een plantensproeier. Nu moet men het voer even laten staan, zodat het water kan intrekken. Dit herhaal je twee keer.Als het voer dan voldoende water opgenomen heeft (verzadigd) is, neem je een grove zeef waar je het voer doorheen wrijft. Hierdoor worden eventuele klonters verwijdert en valt het voer gelijkmatig uit elkaar, waardoor het beter werkt.
Peilen:
Wanneer men vist op voorn, peilt men meestal de dobber zo af dat de haak net boven de bodem zweeft, en onder invloed van de stroming enkele cm omhoog komt.
Het vissen:
We hebben nu alles netjes voorbereid, de hoogste tijd dus om te gaan vissen.
We kneden nu een aantal voerballen. We willen natuurlijk altijd proberen om de voorn zo vlug mogelijk op de voerplaats te krijgen, maar ook om ze daar te houden gedurende heel de wedstrijd. Daarom kneden we enkele bollen vaster (eventueel met wat leem bij), en werpen deze als eerste in het water. Daarna werpen wat wat minder "harde" bollen. Deze zullen rapper uit elkaar vallen, en daardoor vlugger beginnen te werken.
Let wel op, dat je de voerplaats niet te groot maakt. Werp je voerbollen altijd in aan de zijde waar de stroming vandaan komt.
Zoeken en vangen van de vis:
Nu komt het er op aan om zo vlug mogelijk de voorns te vinden en ze tot azen aan te zetten. Dat kan best even duren. Het zijn vaak kleine dingen die het verschil maken tussen vangen en niet vangen. Waar ligt het voer, hoe diep zit de vis, de loodverdeling,... noem maar op. Meestal beginnen we te vissen op waterdiepte, dus met de haak aan de grond of iets erboven. Best ga je eerst de loodverdeling variëren en daarna pas veranderen van diepte.
Je ziet, er zijn enorm veel mogelijkheden, en dan spreken we nog niet van de dikte van de onderlijn of de grote van de haak.
Nu is het verder zoeken totdat de vis begint te bijten en dan, Binnenhalen!
Blankvoorn:
De Blankvoorn is een snel bijtende vis, die moeilijk te vangen is met een ledgerhengel, dus het gebruik van een stickfloat, waggler of de vaste hengel is de beste methode. Vergeleken met de grote rivier reuzen zoals Snoeken en Meervallen is een Blankvoorn eigenlijk een kleintje. Toch zijn er duizenden hengelaars die de Blankvoorn boven alle soorten vissen kiezen.
De Blankvoorn kan behoorlijk roekeloos zijn. Ze bijten en happen naar elk aas wat ze zien. Toch leert hij snel en als hij 200 g weegt en is al een paar keer gevangen dan negeert hij elk verdacht maaltje dat hij ziet.
Als je er eentje zwaarder dan 2 pond vangt dan is het tijd om je camera te pakken. Want zo zwaar kom je ze niet vaak tegen.
De Rietvoorn:
Kenmerken:
Helrode buik-, aars- en staartvin.De rugvin is meer naar achter geplaatst dan de buikvin.Bovenstandige bek.Gele iris.Het is een sterke, gezonde vis die niet al te vatbaar is voor ziektes. Verdraagt ook beter mindere waterkwaliteit.
Vindplaats
Stilstaande of traag stromende wateren, met veel planten (schuilplaats).Is een schoolvis en vertoeft graag op ondiepere plaatsen,vooral in de zomer. Leeft dan ook vooral net onder het wateroppervlak en jaagt daar op zijn voedsel.Minimum maat: 15 cm
Uiterlijk
Zijdelings afgeplatte vis.Olijfgroene rug, brons tot zilverachtige flank en witte buik.
Voortplanting
April tot juni, wanneer de watertemperatuur meer dan 15°Cbedraagt.Er zijn 3 legperioden per jaar.Tot 200.000 eitjes die op planten worden gelegd.Eitjes zijn kleurloos tot licht gelig. Na een week komen ze uit.Na 1 jaar is hij ongeveer 6 cm en bij een lengte van ongeveer 15 cm, of tussen de 2 à 3 jaar, is hij geslachtsrijp.
Voeding
Is een alleseter, van planten tot insecten.